geef uw geld meer waarde

BELEGGEN? JA, maar niet ten koste van DE PLANEET EN DE SAMENLEVING! VIa DEZE one-stop-shop kan je in meer dan 100 ethische beleggingsverzekeringen investeren. Beschikbaar vanaf € 104 (periodiek beleggen) of € 2.600 (eenmalig BELEGGEN).
Wat past het best bij jouw principes en risiCoprofiel? we zoeken het samen uit: ☎ 0495/22 49 77 – ⌨ info@ethischbeleggen.com

LEI: de identiteitskaart voor vennootschapsbeleggingen?


Identificatie verplicht

Wie als particulier belegger in de weer is, dient geregeld zijn rijksregisternummer op inteken- of verkoopdocumenten in te vullen. Dit ter identificatie van de eigenaar of de begunstigde van de verrichting. Wie als vennootschap belegt had geen uniek nummer dat voor voldoende identificatie garant stond. Het ondernemingsnummer/BTW-nummer was blijkbaar niet voldoende om de internationale beleggingsmarkt duidelijk te maken wie de verrichting deed. Ook het eveneens redelijk recent UBO-register is blijkbaar niet voldoende.

Na de financiële crisis in 2008 werd de FSB (Financial Stability Board) opgericht. Een internationale toezichthouder in de financiële wereld. De FSB diende onder meer een lijst op te stellen van systeembanken. Dit zijn banken wier faling een grote kans op sterke ontregeling in het financiële en economische systeem wereldwijd kunnen veroorzaken. Deze systeembanken moeten grote kapitaalbuffers aanleggen, zodat ze beter tegen omvallen beschermd zijn.

Enter the “LEI”

LEI : de identiteitskaart voor vennootschapsbeleggingen
Het lijkt op een diploma. Maar 1 die je zelf moet kopen.

Eén van de verwezenlijkingen die de FSB ook uit haar hoge hoed toverde is de LEI. In het lang de Legal Entity Identifier.

Deze LEI maakt het mogelijk om juridische entiteiten (de niet-particulier/ondernemingen) te identificeren. Dit door er een wereldwijde unieke code aan toe te kennen. Het is een alfanumerieke code van 20 tekens.

Elke LEI bevat informatie , niet alleen over de onderneming, maar ook over de eigendomsstructuur van een onderneming. Zo is een duidelijke identificatie mogelijk voor wie deelneemt aan de financiële markt.

Samengevat: de LEI is de identiteitskaart nodig voor vennootschapsbeleggingen.

Een bijkomende jaarlijkse taks

Voortaan – nou ja: al sinds 01/01/2018- moet iedere onderneming, zelfs een éénmanszaak, die wil beleggen over een dergelijk LEI beschikken. De distributies van de LEI’s is een extra financiële drempel die voor sommigen een mooi verdienmodel uitmaakt. Want een LEI is betalend per registratie én per vernieuwing. De LEI wordt toegekend voor een duurtijd van 1 jaar.

De prijzen variëren. Zo betaal je bij

  • LEI-BELGIË  € 79 / jaar (€ 65 voor hernieuwing) – intekening voor meerdere jaren geeft uitzicht op een lagere prijs.
  • LEICODE  € 59 / jaar (idem voor hernieuwing) – intekenen voor meerdere jaren heeft ook hier een korting.
  • GS1BELU € 89 / jaar (€ 59 voor vernieuwing).

Daarbovenop komt 21 % BTW, maar de meeste ondernemingen kunnen die uitgave natuurlijk recupereren.

Velen zien de LEI dan ook als een zoveelste verkapte kostenfactor op beleggingen.

Voor welke beleggingen is de LEI onontbeerlijk?

Wanneer moet je je LEI , je identiteitskaart voor vennootschapsbeleggingen nu voorleggen? Daarover lezen we verschillende antwoorden.

  1. Bij ING België lezen we een beperkte opsomming. Transacties en beursgenoteerde financiële instrumenten (aankopen, verkoop en overdrachten) zoals aandelen, obligaties, warrants en trackers. Er volgt nog een paragraaf over het niet-limitatief gebruik van deze omschrijving. Uit eigen praktijk weten we dat bijv. beleggingsfondsen ook onderhevig zijn aan de LEI-codering. Wie geen LEI heeft, kan geen fonds aan- of verkopen.
  2. Bij Bank Nagelmakers lezen we  …zoals aandelen, obligaties, inclusief gestructureerde producten, fondsen, opties, warrants, staatsleningen en staatsbons …). We lezen er ook dat transacties in beleggingsverzekeringen, termijnkwijtinge, deposito’s en kasbons mogelijk blijven zonder LEI.
  3.  Bij Bolero lezen we … financiële instrumenten zoals aandelen, obligaties, warrants, staatsleningen en staatsbons. We lezen verder dat beleggingsfondsen, beleggingsverzekeringen, termijndepositio’s en kasbons niet onder de maatregel vallen.
Kunt u er nog aan uit?

De Marc Verwilghen in ons wordt wakker als bij 1 (eigen ervaring) en 2 (uit de tekst) blijkt dat beleggingsfondsen onder de toepassing vallen. Terwijl 3 ze blijkbaar vrij van toepassing vindt.

1 van jullie liegt” denk je dan toch. En dat in een markt waar vrij veel geld passeert. En dat 4 jaar na in voege treding.

Dat de LEI van toepassing is op beleggingsfondsen én niet op beleggingsverzekeringen is niet relevant voor wie als vennootschap erg veel middelen kan beleggen. Dan verzinkt de jaarlijkse legitimatieprijs in het niets.

Kiezen bescheiden vennootschappen beter voor beleggingsverzekeringen?

Voor een vennootschap echter, die slechts met beperkte overschotten belegt, schrijven we een ander verhaal. Daar is de keuze tussen beleggingsfonds of beleggingsverzekering minder evident. Zeker, bij een beleggingsverzekering betaal je als vennootschap een taks van 4,4 %. Iets wat je bij een beleggingsfonds niet moet doen. Als we voor de rest uitgaan van gelijke instapkosten, dan is een rekening vlug gemaakt:

  1. Ik beleg € 5.000 in een beleggingsfonds en dit voor 10 jaar: de LEI-kost zal mogelijk hoger dan € 500 oplopen.
  2. Ik beleg € 5.000 in een beleggingsverzekering en dit voor 10 jaar: ik betaal géén LEI, maar een taks van € 220. Uit dit voorbeeld blijkt dat de jaarlijkse beheerkost van de verzekeraar probleemloos wat hoger mag liggen dan die bij de bank.

Ongelijk level playing field.

In alle geval moeten we concluderen dat ook met deze regelgeving opnieuw geen gelijk level playing field gecreëerd werd.

  1. ongelijkheid tussen vennootschappen: sterke vennootschappen met veel beleggingsgelden betalen slechts evenveel als een vennootschap met zo goed als geen potentieel. Vergelijkbaar met de vennootschapsbijdrage die voor elk bedrijf met een omzet lager dan € 706.580 op € 347,50 ligt en hoger (ongeacht de omzet) begrensd is op € 868.
  2. ongelijkheid tussen beleggingsvormen: sommige producten vallen wel én andere niet onder de LEI-verplichting.

Zo blijkt nogmaals dat beleggen -mede door (hier: internationale) regelgeving- veel weg heeft van een doolhof. Waar je makkelijk de verkeerde kant opgaat als je niet alles in rekening brengt.

 

 


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *