De invoering van de SFDR-regelgeving in maart 2021 heeft veel beweging in de markt veroorzaakt. Het leek er op dat diverse vermogensbeheerders zich inspanden om alvast niet onderaan de indeling te prijken. Vele fondsen maakten de sprong van art. 6 naar art. 8.
Ook waren er enkele fondsen die zichzelf (al dan niet terecht) indeelden bij de beste leerlingen van de klas. En zich profileerden onder art. 9.
De indeling moest door de vermogensbeheerders zelf gebeuren. En dit onder omstandigheden waarbij niet alle regelgeving tot in detail uitgewerkt was. Dit leidde ertoe dat greenwashing mogelijk was. Maar ook dat er niet-moedwillige fouten in de indelingen konden sluipen.
- Greenwashing door profileringsdrang of door hoogmoed.
- Niet-moedwillige fouten omdat de interpretatie van de fondsbeheerders na verdere verdichting van de regelgeving verkeerd lijkt te zijn.
Het is niet aan ons om 1 van deze stempels toe te wijzen op uitgevers van fondsen. We kennen daarvoor de interne keuken rond de regelgeving én bij de fondsbeheerders te weinig.
Neem nou NN.
Wel is het opvallend dat er nu toch ook al her en der downgrading optreedt in de SFDR-segmentatie. Zo verschenen er kort geleden 2 eerder onopvallende kennisgevingen per 28/06/2022 vanuit NNIP in De Tijd.
- Hierin werd enerzijds aangekondigd dat de NN (L) Patrimonial-fondsen niet langer onder art. 9 ingedeeld werden, maar voortaan onder art. 8 resorteerden.
- In een andere mededelingen werd een reshuffle van diverse fondsen aangekondigd. Verschuivingen van 8 naar 9, van 8 naar 6 en van 6 naar 8. Zo verloren bv. het NN (L) European Sustainable Equity – en het NN (L) Global Sustainable Equityfonds hun indeling als duurzaam fonds (art. 9) en gaan deze voortaan door als fondsen die aandacht hebben voor 1 of meerdere ESG-aspecten (art. 8).
In beide kennisgevingen werd nog een voorbehoud gemaakt voor goedkeuring van deze wijzigingen door de Luxemburgse bankentoezichthouder CSSF.
Hoewel benadrukt wordt dat het beleggingsbeleid van de betrokken fondsen in feite niet wijzigt, wordt de “terugval” verklaart door verduidelijkingen die de regelgever verstrekt heeft na de vankrachtwording van de regelgeving.
We citeren uit de kennisgeving:
” …. zijn er meerdere zaken opgehelderd, met name door de Q&A van de Europese Commissie die in juli 2021 werd gepubliceerd. Hierin werd meer duidelijkheid gegeven over het vereiste niveau van de duurzame beleggingen in de portefeuille om als een Artikel 9 SFDR-product te worden geclassificeerd. Het standpunt van de Europese Commissie kan als volgt worden verwoord: de onderliggende activa van een Artikel 9 SFDR-product moeten allemaal voldoen als duurzame belegging zoals krachtens de SFDR gedefinieerd. Andere beleggingen mogen uitsluitend in het licht van een efficiënt portefeuillebeheer worden geplaatst, zoals voor kasbeheer en/of afdekking. In ieder geval dienen dergelijke andere beleggingen aan te sluiten op de duurzame doelstelling van het financiële product.”
De formulering is redelijk cryptisch.
En het blijft voor een leek dus moeilijk te interpreteren. Maar NN zag er dus de noodzaak van in om enkele fondsen te gaan downgraden.
Zaten er in hun kernbeleggingen elementen die niet door de beugel konden? Of gaat het over de rest-/wachtbeleggingen in hun fondsen, die niet konden aansluiten op de duurzame doelstelling?
Met rest-/wachtbeleggingen bedoelen we de gelden die bvb. in cash aangehouden worden wanneer een fondsbeheerder oordeelt dat de markt in een dalende trend zit en het dus verlieslatend is om de gelden in de hoofdbestanddelen van het fonds te investeren. Of wanneer men bijv. uit een aandeel stapt en even de kat uit de boom kijkt vooraleer de vrijgekomen som in 1 of meerdere aandelen/obligaties/ … te beleggen. Dit alles natuurlijk binnen de regels van hun beleggingsreglement.
Een vaste – of vloeiende grens?
Regelgeving moet natuurlijk grenzen trekken. Anders komt er nooit duidelijkheid. Vraag is of een 0-tolerantie (géén enkele afwijking) verkieselijk is boven een mildere benadering? En indien niet, hoever moet die mildheid dan strekken?
Een superstrenge opvatting scheidt het kaf van het koren, maar remt mogelijk de vlotte verwerking en/of de rendabiliteit van een belegging af.
Uiteraard pleiten we er niet voor om de sluizen zo maar open te zetten.
De probleemstelling anders verwoord
Maar laat ons met een allegorie alvast de probleemstelling duidelijk maken:
Wie momenteel in België met een elektrische auto rijdt moet geen verkeersbelasting betalen.
Stel dat zijn elektrische wagen met pech geconfronteerd wordt en hij uit mobiliteitsnoodzaak niet buiten een vervangwagen kan.
Dan heb je 2 mogelijkheden:
- of er is een elektrische vervangwagen ter beschikking,
- of hij dient zich tijdelijke met een benzinemotor te verplaatsen.
Vaak ligt de keuze hiervoor trouwens buiten hemzelf (vb. wegens de politiek van een pechverhelpingsorganisatie waarbij hij aangesloten is).
Blijft hij vrijgesteld van verkeersbelasting als hij tijdelijk met een niet-elektrisch voertuig rijdt?
Dat is zowat de keuze waarmee fondsbeheerders geconfronteerd worden. Willen ze ten allen tijde onder SFDR art. 9 blijven vallen? Dan mogen ze -zelfs niet tijdelijk- met een niet-conforme art. 9 -oplossing werken.
Uiteraard is onze allegorie fictief. In de praktijk zal men het vervangvoertuig zelf nooit op zijn eigen naam moeten inschrijven. Maar op basis van de Q & A rond SFDR zou bij vervangvoertuig de kwalificatie “houder van een elektrisch voertuig” vervallen. Het praktisch gevolg zou zijn dat mening elektrische rijder ofwel zou moeten afzien van zijn vrijstelling op de verkeersbelasting ofwel dat hij zijn vrijstelling behoudt. Maar dit laatste betekent dan meteen dat hij zou moeten instemmen met onzekerheid over beschikbaarheid van een erkend (elektrisch) vervangvoertuig en daarbij eventueel een tijd zonder voertuig zou moeten overbruggen.
Met andere woorden: ofwel het aantal ‘full elektrische rijders” zou drastisch afnemen ofwel zou hun gemoedsrust dat doen.
Botsen andere fondsbeheerders ook tegen de scherpere grenzen?
Als de interpretatie zoals wij die maken correct is, dan valt te verwachten dat nog een aantal fondsen in de komende maanden aan downgrading toe zijn. De sprong naar een artikel 9-indeling wordt dan immers moeilijker of lijkt gepaard te gaan met acceptatie van met het oogmerk op rentabiliteit minder interessante keuzes.
Impact (sic (*)) bij Ethisch Beleggen
De downgrading van de NN fondsen heeft voor Ethisch Beleggen ook enkele gevolgen.
De SFDR-indeling onder artikel 9 levert -in tegenstelling tot SFDR art. 8- punten op bij onze objectiveringsscore. Daar zijn de betrokken fondsen voortaan lager genoteerd.
Omdat ze ook in enkele van onze modelportefeuilles vertegenwoordigd zijn is ook daar de globale SFDR-score en de objectiveringsscore van enkele modelportefeuilles naar beneden toe aangepast.
———————————————
(*) art. 9 fondsen worden soms ook “impactfondsen” genoemd. Het is dan ook een beetje cynisch dat we hier van impact moeten spreken terwijl we het juist hebben over fondsen die uit de impactcategorie vallen.
Eén reactie op “SFDR-inschaling evolueert”
[…] wel echt hun inschaling waard? Deze blijkt alvast niet waardevast te zijn. Zo berichtten we op 14 juli reeds dat NN Investment Partners tal van haar artikel 9 -fondsen […]