Na enkele jaren van sterke prestaties op de financiële markten, beginnen sommigen zich zorgen te maken. Bomen groeien immers niet tot in de hemel. Ooit komt er een terugbots.
Is het verstandig om in uw strategie om forse verliezen tegen te gaan te kiezen voor duurzaam beleggen?
In februari 2014 verscheen een Italiaans wetenschappelijk onderzoek (Universiteit van Rome) met resultaten van een onderzoek of duurzame beleggingsfondsen anders reageren dan hun niet-duurzame zusterfondsen tijdens financiële crisissen.
De studie overspande een periode van 20 jaar. Er in die tijdspanne vastgesteld dat beide types fondsen geregeld haasje over speelden met elkaar op vlak van financiële resultaten. En dit in verschillende marktsegmenten (geografische zones, …).
Om te kunnen vergelijken werd eerst op basis van risicofactoren gezocht naar een niet-duurzaam fonds dat zo dicht mogelijk aanleunde bij een bestaan duurzaam fonds.
Uit de analyse bleek dat het rendement van duurzame fondsen dit van hun niet-duurzame zusterfondsen tijdens de financiële crisis van 2007 betekenisvol overschreed.
Duurzame fondsen lijken volgens de studie dus in crisismomenten voor de belegger een soort verzekeringsfunctie te hebben.
Uitputting van grondstoffen, inzetten van (goedkope) arbeidskrachten zonder sociaal netwerk, verregaande milieuvervuiling, …. allemaal zijn het schandvlekken die ondernemen in een slecht daglicht stellen. In reactie hierop wordt steeds meer sociaal verantwoord gedrag van bedrijven verwacht. Wie daarop inspeelt zorgt er voor dat niet uitsluitend meer gekeken wordt naar het onderste lijntje op de balans van de bedrijfsresultaten. Steeds meer wordt het doel van winstmaximalisatie opengetrokken naar een breder concept waarbij de belangenbevrediging van een grotere groep belanghebbenden (naast aandeelhouders ook consumenten, werknemers en de gemeenschap in de nabije omgeving van het bedrijf) centraal staat. Dit is ook de financiële industrie niet ontgaan. Om die reden is duurzaam beleggen van een aanvankelijke nichesector steeds meer naar de mainstream gaan bewegen.
Theoretisch hebben beheerders van duurzame beleggingsfondsen nochtans 3 bijkomende kosten als we ze vergelijken met hun collega’s van meer conventionele fondsen.
- Verwerving van extra-financiële informatie bij bedrijven waarin kan geïnvesteerd worden. Voor conventionele fondsen is die info niet van belang en dient deze niet opgezocht/onderzocht te worden.
- Het missen van diversificatiemogelijkheden. Bij duurzame fondsen vallen veel potentiële investeringsdoelen weg, omdat juist negatieve elementen bij de extra financiële screening naar boven komen en de bestudeerde bedrijven op die manier in no-go-zone terecht komen. De verschraling van investeringsopportuniteiten zorgt er voor dat er dient gevist te worden in een minder diepe vijver. Minder variatie leidt ertoe dat je mag verwachten dat er return gemist wordt. Dit nadeel lijkt weg te vallen wanneer het staal van te investeren bedrijven voldoende groot blijft (niet al te kleine regio’s of sectoren) en wanneer de uitsluitingsgronden niet al te rigide opgesteld worden.
- Tot slot is er het moment waarop een beheerder van een duurzaam fonds afscheid moet nemen van een aandeel in portefeuille omdat het betrokken bedrijf zijn gedrag veranderd en zijn duurzaam karakter verlies. Uitstappen en tijdelijk in liquiditeit blijven tot andere investeringen gevonden zijn is suboptimaal in vergelijking met het aandeel aanhouden als het bedrijf in kwestie op vlak van rendement toch nog goede vooruitzichten had.
Ondanks deze 3 kostenhandicaps, levert de literatuur als het gaat over vergelijking van het rendement tussen duurzame – en niet-duurzame fondsen een gemengd resultaat op.
Het onderzoek uit 2014 citeert een studie van 2005 waaruit blijkt dat er in de periode 1990-2001 niet echt een belangrijk onderscheid in rendement gevonden wordt tussen duurzame en niet-duurzame fondsen die op dezelfde terreinen actief zijn (sectoren, geografie, . ..). Wel steeg het rendement van de duurzame fondsen erg sterk in de subperiode 1998 -2001.
In 2007 blijkt uit andere onderzoek dat duurzame fondsen nagenoeg even sterk presteren als hun niet-duurzame evenknieën in VK en US, terwijl ze onderpresteren in Europa en Azië.
In 2012 blijkt dat duurzame fondsen de niet-duurzame zusterfondsen overklasten gedurende de globale financiële crisis van 2007-2009. In die zin kunnen ze beschouwd worden als een beste keuze voor beleggers die zich willen indekken tegen het risico op felle waardevermindering. Onderzoekers merken terecht op dat deze conclusie niet gold voor de dotcom-crisis van 2001.
Recent blijkt ook dat het rendement van duurzame fondsen afhankelijk is van het type van investeringsstrategie die men volgt. Past men negatieve screenings toe, dan weegt dit op het rendement omdat totale industrieën niet mee opgenomen zijn. Iets wat uiteraard de diversificatie niet ten goede komt. Een best-in-class benadering lijkt daarom meer aan te raden en volgens bepaalde onderzoeken leidt deze dan weer wel tot betere performance in vergelijking met een niet-duurzame benchmark. Uit onderzoek in 2007 zou ook blijken dat fondsen die de focussen op gemeenschapsvorming en werknemersrechten schijnbaar beter presteren, terwijl dit niet zo is voor fondsen die veel gewicht geven aan het domein van mensenrechten.
Een gemeenschappelijke conclusie uit de literatuur is dat duurzame fondsen een andere blootstelling hebben aan risicofactoren dan hun niet-duurzame equivalenten.
Duurzame fondsen staan meer bloot aan (kleine) schaalgrootte en neigen meer groei- en minder waarde-georiënteerd te zijn.
Dat de 3 extra kostenposten bij duurzaam beleggen geen echt rendementsverlies veroorzaken is een onverwachte conclusie. Onderzoekers suggereren (wat volgt is dus geen bewezen feit) dat de kosten mogelijks gecompenseerd worden door de potentiële voordelen van sociaal verantwoord ondernemen: vermindering van conflicten met aandeelhouders, leiderschap in milieu-innovatie, hogere vraag van sociale- en milieubewuste consumenten, gestegen productiviteit wegens werknemerstevredenheid,...
In de studie wordt uiteraard ook de gebruikte statistische methode en de gebruikte gegevens beschreven. We stippen daarbij volgende elementen aan:
- men baseerde zich op Morningstarbestanden tussen 01/1992 & 04/2012
- er waren 2 financiële crisissen gedurende bestudeerde periode: 03/2001 – 11/2001 + 12/2007- 06/2009
- in het onderzoek werden 1.213 duurzame fondsen en 21.860 niet-duurzame fondsen betrokken
- Ook dode fondsen (die inmiddels uit de markt genomen zijn) werden geïntegreerd. Dit om vertekeningen te voorkomen (survivorship bias) Focussen op alleen de overlevende fondsen kan tot foute conclusies leiden
- In de overschouwde periode zijn beide beleggingsfondsentypes fors in aantal gegroeid. Na de 2e financiële crisis was er grotere aangroei bij duurzame fondsen.
- Men onderscheidde 4 verschillende marktregio’s (Globaal, Noord-Amerika, Europa, Azië/Stille Zuidzee ex Japan & China) & op vlak van grootte van bedrijven focuste men op 2 vormen (Large Caps, Middle/ Small Caps)
- Niet-duurzame fondsen scoorden duidelijk beter in segment van Noord-Amerika Mid/Small caps en Global Middle/Small. Andere segmenten zijn gelijk opgaand of meer in het voordeel van duurzame fondsen.
- Globale duurzame fondsen scoren minder goed dan sommige specifieke fondsen (Noord-Amerika/Europa/Azië/ Pacific)
Maar is de conclusie dat duurzame fondsen beter bestand zijn tegen een financiële crisis wel terecht?
Een studie vinden die uw eigen aannames bevestigt, niets is leuker. Maar ook niets is verraderlijker. Al te gemakkelijk verlies je de kritische zin als bewezen lijkt wat je zelf wil. Is dit ook hier het geval?
De bevindingen dat de financiële crisis van 2007-2009 beter uitpakte voor duurzame dan voor niet-duurzame beleggingsfondsen, mag m.i. de mindere prestatie tijdens de dot-com crisis niet overschaduwen. Wellicht moet dit tegengesteld gedrag zelf beter onderzocht worden. En dan zou wel eens kunnen blijken dat de aard van de investeringen minstens een even grote impact had als het feit of het om duurzame of niet-duurzame fondsen ging.
Duurzame fondsen hebben immers de neiging door uitsluitingscategoriën bepaalde bedrijfssectoren niet (of weinig) op te nemen in hun portefeuille. Terwijl er een duidelijk overwicht is in andere sectoren. Het onderscheid dat duurzame beleggingsfondsen meer in groeiaandelen dan in waarde-aandelen investeren is in die zin ook veelbetekenend.
In een artikel van 15/06/2015 wijst Morningstar er op dat vele duurzame fondsen fors investeren in duurzaam geachte industrieën als wind- en zonne-energie, biologische voeding, water(behandeling). Tevens zijn de sectoren technologie en nutsbedrijven over het algemeen oververtegenwoordigd. In tegenstelling tot de sectoren (klassieke) energie en financiële dienstverlening. Deze vaststellingen zijn wellicht al voldoende om de sterke groei in 1998-2001 (investeren in opkomst internettechnologie) en de mindere prestaties in 2001 tijdens de dotcom-crisis te verklaren (internetbubbel barst). Het beter presteren tijdens de financiële crisis 2007-2009 lijkt ook gewoon verklaard te kunnen worden door de ondervertegenwoordiging van financiële instellingen in duurzame beleggingsfondsen. Op dergelijk moment waren inderdaad nutsbedrijven en technologiebedrijven minder crisisgevoelig.
Conclusie: omdat we nooit weten waardoor de volgende beurscrisis zal ontstaan, is het o.i. voorbarig om duurzame beleggingsfondsen als een soort verzekering bij financiële crisissen te beschouwen.
Wat ons betreft, is dit dan ook niet het juiste argument om voor duurzaam beleggen te kiezen. Gelukkig zijn er genoeg andere argumenten voorhanden.