Institutionele beleggers beheren grote pakken geld voor rekening van derden. In die zin verschillen ze van particuliere beleggers, die meestal over hun eigen centen (in veel kleinere hoeveelheid) gaan. Omdat institutionele beleggers derhalve verantwoording aan derden verschuldigd zijn, zijn ze meestal voorzichtiger in hun aanpak en proberen ze verder vooruit te denken. Niet dat dit profiel niet voorkomt bij particulieren. Maar alvast hebben particulieren niet de middelen en vaak ook niet de deskundigheid om hetzelfde te doen. Particulieren zijn meer aangewezen op wat ze in de populaire pers lezen en op wat ze voorgehouden worden door hun bank of financiële vertrouwenspersoon.
6e bevraging
Schroders gaf CoreData de opdracht om voor de zesde keer een studie over de belangrijkste aandachtsgebieden en zorgen bij institutionele beleggers uit te voeren. Gepeild werd onder meer naar het macro-economische en geopolitieke klimaat, asset allocatie, rendementsverwachtingen en houding tegenover duurzaamheid. In totaliteit werden wereldwijd 770 institutionele instellingen bevraagd via en enquête in maart 2022. Begin juli publiceerde Schroders de resultaten van die bevraging.
Deze bevraging gebeurde dus op het moment dat het er wereldwijd naar uitzag dat de Covid-pandemie in het Westen zo goed als achter de rug was, dat Rusland pas (opnieuw) Oekraïne binnengevallen was, de inflatie in VS en Europa ontspoorde, rentestijgingen in het verschiet lagen en er een rotatie in aandelenbeleggingen aan de de gang was (weg uit groei ten voordele van waarde).
Wat leert ons die studie (of althans uit wat Schroders daarvan publiek maakt)?
Institutionelen verkiezen integratie van ESG in hun investeringsproces én zetten meer en meer in op Impact beleggen.
Stijgend belang
ESG-integratie in het bestedingsproces en impactbeleggen zijn de enige 2 benaderingen die duidelijk stijgen. Uitsluitingscriteria en thematisch investeren verliezen aan belang. Maar actief engagement binnen de firma’s waarin men belegt is de grootste verliezer. Het is niet duidelijk waarom de inspanningen om het beleid van bedrijven waarin men investeert actief te beïnvloeden zo hard gedaald is. Voor Europa zou een verklaring kunnen zijn dat institutionelen zich intern ook moeten concentreren om de richting die regelgeving uitgaat te analyseren en hun beleid daar op aan te passen. Maar dit is van onze kant uit slechts een gok omdat we niet over de volledige studieresultaten beschikken. Als onze veronderstelling klopt, dan is de terugval van het actief aandeelhouderschap mogelijk slechts iets tijdelijk.
Omdat ESG-integratie er sterk op vooruit gaat kunnen we vermoeden dat in tegenstelling tot grote aandacht voor milieu-aspecten binnen Europese regelgeving, institutionelen ook erg veel aandacht blijven hebben voor de S en de G van ESG. Het sociale en ook de bestuurlijke deugdelijkheid mbt. investeringen worden blijkbaar toch niet verwaarloosd.
Dalend belang
De duidelijke achteruitgang van positieve screening staat wellicht in rechtstreeks verband met de opkomst van het impact beleggen. In feite kan je zeggen dat impactbeleggen een veel concretere, controleerbaardere manier is om met positieve screening om te gaan. Het eerste is bij wijze van spreken een minder vrijblijvende omgang met duurzaamheidscriteria. Iets waar je kan op afgerekend worden. Frappant is dat impactbeleggen vooral in Latijns-Amerika (62 %) populair is. Europa (incl. VK: 50 %) en Pacific Azië (48 %) liggen in lijn met het algemene cijfer. Maar de VS zetten duidelijk veel minder in op impact beleggen. Gezien daar veel kapitaal beheerd wordt, trekt de VS het gemiddelde naar beneden tot op het niveau van Pacific Azië.
Wat is nodig om nog meer in te zetten op duurzame beleggingen?
Grotere bekendheid met de mogelijkheden van duurzaam beleggen zou helpen (36 % bepleit hier betere algemene vorming, 51 % wil specifieke informatie rond de verschillende opties die er zijn). Duidelijker stimulansen en klaarheid van de regelgever haalt 48 %, meer sectorinitiatieven (45%) zou ook mooi meegenomen zijn.
Wat de overgang naar netto nul-uitstoot tegen 2050 betreft zijn vooral Europese institutionelen (42 %) reeds overstag gegaan. Noord-Amerika hinkt ook hier achterop met 28 %. 1/3 van de Amerikaanse institutionelen bevindt zich nog in de onderzoeksfase zonder zich al geëngageerd te hebben. De cijfers daar zouden dus ook vlug in de positieve richting kunnen kantelen. Institutionelen staan blijkbaar te popelen om in te spelen op de energietransitie mits ze daar een aantrekkelijk aanbod zouden aantreffen (59 %).
Maar dé motivator zou toch zijn uitvoeriger bewijs dat duurzaam beleggen echt financieel interessant is. Dit laatste is wellicht het gevolg van de mindere rendementen bij duurzaam beleggen die zich sinds zowat eind 2021 aan het aftekenen zijn. Een gevolg van het feit dat de meeste duurzame beleggingen fors ingezet hebben op groei-aandelen (vb. technologie). Een goede beslissing in pakweg 2010-2020. Maar gezien bomen niet tot in de hemel groeien heeft die benadering nu met tegenwind af te rekenen.
Over regionale accentverschillen en (dan toch) het belang van actief aandeelhouderschap.
Accenten verschillen regionaal
De globaal toegenomen spanning tussen de wil om duurzaam te beleggen én de verwachting om hierbij ook niet aan rendement in te boeten, mag niet verdoezelen dat de accenten bij duurzaam beleggen variëren per regio. Zo is klimaat (als onderdeel van E bij ESG) vooral belangrijk voor beleggers in Azië-Pacific (65%) , VK en Europa (64%). In Noord-Amerika en in Latijns-Amerika spelen eerder sociale kwesties (de S uit ESG). Mensenrechten en deugdelijk bestuur (De G uit ESG) prijken in Noord-Amerika bovenaan de lijst van bezorgdheden (64% voor beide). In Latijns-Amerika is de aandacht bij duurzame beleggers meer toegespitst op vooruitgang rond werknemersrechten (58%).
De prioriteiten variëren dus per regio. Maar we mogen niet vergeten dat er toch vaak ook een onderlinge samenhang in die thema’s is. Denk bijv. aan de roep om de energietransitie ook rechtvaardig te houden. Zodat armen hier en in de derde wereld niet aan hun lot overgelaten worden bij de overgang naar net zero. Wie kapitaalkrachtig is kan immers de omschakeling weg uit fossiel makkelijker overbruggen.
Transitie op veel vlakken
De verschillende accenten die gelegd worden tonen ook erg duidelijk aan dat we ons in een tijdperk van transitie op veel belangrijke gebieden tegelijk bevinden: klimaatverandering, gelijkheid, diversiteit, … . Oude manieren van werken (oude zekerheden) worden op hun kop gezet. Bedrijven zullen zich meer dan ooit moeten aanpassen om in deze tijden te overleven. Daarom is het voor veel institutionelen ook belangrijk dat hun beleggingsbeleid actief uitgevoerd wordt. Betrokkenheid bij beleid van bedrijven waarin geïnvesteerd wordt, is immers nodig om te helpen sturen in de richting van lange termijnwaarde en positieve verandering naar een eerlijkere – en duurzamere wereldeconomie.
Deugdelijk bestuur en toezicht op het beleid, bijvoorbeeld via transparantie van stemmingen en ondersteunen van aandeelhoudersresoluties, is daarbij een belangrijke vorm van engagement. Ongeveer 2/3 van de bevraagden schoof dit naar voor. Uiteraard kan dit op de 3 domeinen van ESG toegepast worden. In concreto werden bedrijven uiteindelijk het meest bevraagd rond mensenrechten (62%) – bedrijven hebben nu eenmaal een grote impact op werknemers, gemeenschappen en consumenten –. Met aandacht voor klimaatactie en transparantie (61%) werd zo de top drie van engagement in kaart gebracht.
Conclusies?
We moeten oppassen dat we niet onze eigen interpretaties als waar naar voor schuiven, maar we zien toch wel parallellen en verschillen met de particuliere duurzame belegger.
Gelijklopend is de aandacht voor energietransitie en klimaatverandering. En ook de geregeld de kop opstekende kwestie of duurzaam beleggen in feite echt wel iets uithaalt en/of het niet ten koste gaat van je rendementsverwachting.
Particulieren associëren actief beheer meer met kostenverhoging dan met engagement naar bedrijfsbeleid.
Verschillend is dat we een tendens zien bij de particuliere belegger om meer en meer het actieve beleggen te verlaten ten voordele van het passieve beleggen. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat ook institutionele beleggers kostenbewust zijn. Maar de aanwas van gelden in ETF’s door particulieren is toch zeer opvallend. In een poging om het eigen rendement op te krikken, dreigt dan het engagement, de druk die uit kan gaan van actieve beheerders in hun gesprekken met bedrijven en in hun stemmingsgedrag er bij in te schieten.
Deze vorm van kortzichtigheid zou wel eens vertragend kunnen werken op de impact van duurzaam beleggen. Misschien moeten fondsbeheerders hierover eens wat beter gaan communiceren naar hun eindklant. Zodat deze het belang ervan beter kan inschatten.