Aan alles wat een einde kent, komt later soms ook een nieuw begin. Voetbalgekte is zoiets. Na de reguliere competitie, is er nu de Wereldbeker. De groene velden en de overbetaalde benen zullen enkele weken niet meer uit de media weg te slaan.
Voor wie zich ook focust op andere doelen, zal maar weinig plaats meer beschikbaar zijn. Terwijl voetbal slechts van alle onbelangrijke zaken de belangrijkste is.
1 van die andere doelen – in 17 subdoelen opgesplitst – zijn de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. Deze zijn zowat de opvolgers van de milleniumdoelstellingen.
Hoewel die aanvankelijk gedefinieerd waren voor het politieke beleid van landen (en supranationale geledingen) zien we ook dat beleggers en financiële instellingen er zich meer en meer door laten inspireren.
Enerzijds is er veel geld nodig om die doelstellingen te bereiken: tussen 2015 & 2030 is er volgens de VN 5 tot 7 biljoen $ nodig. In een wereld waar overheden worstelen met financiële tekorten, is het natuurlijk normaal dat privékapitaal opgeroepen wordt om zijn verantwoordelijkheid te nemen.
Sommige financiële instellingen zien er brood in om op die wagen te springen. Marketinggewijs staat het goed om deel te nemen aan kapitaalrondes die de doelstellingen vooruithelpen. En sommige ontwikkelingsdoelstellingen sluiten ook gewoon erg nauw aan met bestaande kapitaalsbehoeftes waar weinig risico aan vastzit ( zie bijv. doelstelling 9 waar overheden vaak gemakkelijk bereid zijn om garant te staan). Een potentiële win-win voor investeerders.
Hebben duurzame beleggingsfondsen, die binnen een ESG-kader werken, dan nog zin? Kan je niet beter investeren in een belegging die daadwerkelijk een impact zal hebben op het bereiken van 1 of meerdere van die duurzame ontwikkelingsdoelen?
(Directe) Impact met je financiële bijdrage hebben, is emotioneel alvast een sterke motivator om tot actie over te gaan.
Denk maar aan de aantrekkingskracht van groene coöperaties in België, waar je met je eigen geld bijdraagt aan het optrekken van 1 of meer windmolens en zo de ommezwaai naar herbruikbare energie mee een duwtje in de rug geeft.
De emotionele drijfveer om te investeren mag echter niet verhinderen dat wie instapt zich ook beraad over de risico’s van de investering.
Bij de reeds vermelde groene coöperaties zijn die kort door de bocht samen te vatten als:
- investering in een relatief klein beleggingssegment (geen spreiding van je beleggingsrisico)
- investering die niet inflatiebestendig is (uw aandeel kan niet in waarde stijgen),
Toen de BNP Paribas Fortis eind 2017 de zogenaamde groene obligatie van de Wereldbank (World bank Sustainable Development Growth Bond 12/2024) onder de aandacht van haar cliënteel bracht, luidde de commentaar in De Standaard dat je dit eerder als een aandelenfonds dan als een vastrentende belegging diende te zien: er was geen vaste coupon voorzien, de obligatie werd boven pari verkocht en werd uitgegeven in $. Risico-elementen waren dan ook:
- Een muntrisico,
- geen vaste rente,
- kosten bij uitgifte,
- rendement gekoppeld aan de evolutie van een nieuw opgerichte index,
- een vaste eindduur (7 jaar).
Investeringsrisico’s als gebrekkige spreiding, muntrisico, …. blijven investeringsrisico’s. Ook al neem je ze met een goed doel in je achterhoofd. Op dat vlak hebben klassieke duurzame beleggingsfondsen m.i. nog steeds een voetje voor vanuit beleggingsperspectief.
Maar er is ook inhoudelijke kritieken mogelijk. Zo stellen onderzoekers van het Foodprint Netwerk dat de recent ontwikkelde Sustainable Development Goals Index in feite voornamelijk op korte termijn ontwikkelingsdoelstellingen inzoemt. De ecologische voetafdruk van de top 20 landen uit de index is te groot. Als alle andere landen in dezelfde mate zouden consumeren, dan hebben we 3 Aardes nodig. De index stuurt dus helemaal niet in de richting van duurzaamheid.
Je zou verwachten dat een graduele verbetering van de situatie in minder ontwikkelde landen een grotere rol speelt in de bepaling van de betrokken index.
Duurzame beleggingsfondsen hebben alvast als voordeel dat ze naast hun historiek (controleerbaar rendement uit het verleden -zonder garantie voor toekomst evenwel-) een open karakter (instappen en/of uitstappen is niet gebonden aan een vast moment) hebben.
Door de veelheid aan – én de diversiteit in fondsen is er een grote spreiding in accenten en risico mogelijk. Meer en meer zijn er fondsen die ook echt op aantoonbare impact (een positieve, meetbare bijdrage leveren) aansturen.
Hoewel “impact” nog kans maakt om tot 1 van de duurzame modewoorden uit de voorbije jaren uit te groeien. is dit wellicht een blijver.
Meetbare resultaten zijn immer minder vrijblijvend dan niet-meetbare en in die zin spreken ze de activistische belegger meer aan. Ze appelleren ook sterker aan de emotionele drijfveer, die toch bij veel beleggers aanwezig is.
Traditionelere duurzame fondsen hebben dit verlangen aan impact minder uitgesproken. Hoewel ook daar evolutie aan de gang is. Fondsen die onder de noemer “ecologiefondsen” vallen, zullen uiteraard gevoelig zijn voor hun carbon footprint of de aanspraken van 350.org.
Toch zullen niet alle 17 duurzame ontwikkelingsdoelen automatisch goed vertegenwoordigd zijn in het klassieke aanbod van duurzame beleggingsfondsen.
Bij de focus op ESG (environmental, social en governance) zie je immers dat de S en de G soms stiefmoederlijk behandeld worden ten nadele van de kiimaaturgentie.
Wie dus de ambitie heeft om een portefeuille op te bouwen waarin alle 17 duurzame ontwikkelingsdoelstellingen evenredig aan bod komen, zal hard moeten zoeken naar een aanbod dat hieraan tegemoet komt. Of zal uiteindelijk toch flink wat water bij de wijn moeten doen.
En zo komen we terug bij het begin van deze bijdrage. Een duurzame belegger
is zoals een voetballiefhebber.
Is hij als fan te emotioneel gedreven, dan kan de aanvankelijke identificatie met de club omslaan in woede en ontgoocheling omdat hij door zijn idolatrie de risico’s verbonden aan de bestaande ploeg niet zag en zich teveel liet leiden door gewiekste marketingverhalen.
Neemt hij wat afstand en bindt hij zich niet aan 1 specifieke ploeg, dan kan hij de meeste aspecten die aan het spel verbonden zijn waarderen. Hoewel hij niet blind blijft voor de vele onaangename randvoorwaarden (hooliganisme, overbetaalde vedetten, kosten van ordepreventie ten laste van de gemeenschap, grote ego’s in de bestuursraden,…)blijft hij toch genieten van van tactiek, ploegspel en een overwinning op zijn tijd.
Wat is een beleggingsfonds immers meer dan een verzameling spelers (aandelen/obligaties/….), die aangestuurd door een trainer (fondsbeheerder) en gefinancieerd door een sponsor (financiële instelling) zich in een bepaalde competitie (gelijke risicoklasse, gelijke sector/regio) probeert te onderscheiden van de andere ploegen? Je kan de wedstrijd van op afstand volgen (niet instappen) , maar als je zelf belegt (de instapkost is je inkomticket), beleef je winst en verlies aan den lijve (op- en neergaan van rendementen). Koos je voor een goede ploeg dan zal de vreugde overheersen zelfs al is er eens een minder seizoen. En gelukkig zijn Heizeldramas even zeldzaam als beurscrashes.