Wie beleggingsfondsen verdeelt, moet zijn klanten informeren over de risico’s die daaraan verbonden zijn. Vanuit de Belgische wetgeving wordt onder meer de vermelding van de risicoklasse van een belegging opgelegd. Wordt je daar nu iets wijzer van? Als we uitgaan van de opvatting dat cijfers niet liegen, moeten we daar positief op antwoorden. Maar de geijkte uitdrukking wordt steeds meer vervangen door “cijfers liegen niet, maar leugenaars cijferen wel” .Het is algemeen geweten dat statistiek een verraderlijke bezigheid is. Zo gaat het grapje dat er reeds menig statisticus verdronken is in een rivier die volgens diens berekening gemiddeld slechts 1 meter diep was. Dergelijke rivier lijkt veilig, maar kan het toch niet zijn. Als je weet dat een rivier veel dieper is, dan ga je je er naar gedragen en zal je die niet te voet oversteken, maar een stevig vlot zoeken voor je de overstap waagt.
In feite is dit alles ook op te merken bij de risicobeoordeling van een belegging. Er dient minstens rekening gehouden te worden met de omgevingsomstandigheden en die kunnen van moment tot moment verschillen. Denk aan een een rivier die onderhevig is aan getijdenwerking. Als je al weet dat een rivier beïnvloed wordt door het systeem van eb en vloed, dan zou je kunnen denken dat je op basis van goede informatie, alvast dit risico kunt uitschakelen. Maar dan stelt zich de vraag waar vind ik goede informatie? Zoek ik het nu te ver? Wellicht wel, maar mogelijk niet! Mijn opmerking komt er omdat ik vandaag even bezig was om voor een klant een belegging af te stemmen op diens profiel. En tot mijn ergernis was de informatie, die ik bij 1 bron vond anders dan die van een andere bron. Moet ik dan Marc Verwilghensgewijs opmerken: “1 van u liegt” ? Na wat googlen op het item risicoklasse van het betrokken fonds, kwam ik daar ook tegenstrijdigheden tegen. Hoewel men het tegendeel beoogt, wordt het er als kritische belegger niet eenvoudiger op.Uitsluitend focussen op risicoklassen is m.i. daarom uit den boze.
Met deze opmerkingen in het achterhoofd toch even de diverse risicoklassen overlopen:
Er worden in België meestal 7 risicoklassen onderscheiden, gaande van 0 tot 6.
In beleggingsland zal je nooit klasse 0 tegenkomen. Die is gereserveerd voor risicoloze investeringen: zoals spaarrekeningen, kasbons, Tak 21 beleggingen. Doet dit bij u géén belletje rinkelen? Hoezo risicoloos? Dienden er géén banken gered te worden in België en in de ons omringende landen? Heeft de regering in 2008 niet vlug de waarborg op spaarrekeningen en consoorten opgetrokken van € 20.000 naar € 100.000? Toch niet omdat dit spaargeld superveilig geïnvesteerd was zou je denken. Nochtans is sinds 2008 de opdeling in risicoklassen niet gewijzigd. Risicoklasse 0 bestaat officieel nog steeds. Is de regelgever hier niet nalatig of wil hij doelbewust sussen?
Risicoklasse 1 is een klasse bestemd voor beleggingen die erg weinig schommelen in rendement en quasi zeker terugbetaling garanderen. Die klasse wordt meestal toegekend aan obligaties in de eigen munt? Maar ook hier terug “Hallo?”. Had je in 2007 een obligatiefonds gekocht dat vol zat met overheidsobligaties uit Spanje, Ierland of Italië, dan had daar vrijwel zeker de risicoklasse 1 op gestaan. Ben je in 2012 nog zo zeker dat je hier een klein risico in je bezit hebt?
Bij risicoklasse 2 is er iets meer risico, maar je belegging ziet er optisch nog steeds erg goed uit. Hier zou je obligatiefondsen in vreemde (maar niet exotische-) munten kunnen vinden. Of een mix van obligaties met een klein gedeelte aandelen.
Zo je de eerste 3 risicoklasses vergelijkt met een toerenteller uit een auto, dan zal je volgende parallelen wel kunnen trekken. Bij risicoklasse 0 zit je autosleutel reeds in het slot, maar je rijdt nog niet. Uiteraard is stilstaan veilig, maar je komt wel nergens. Rij je uiteindelijk weg, dan gaat je toerenteller vlug hoger. Je kan blijven rijden met een laag toerental, maar het zal een tijd duren voor je ergens geraakt. Dergelijke laag toerental is misschien goed voor zone 30 in een stad, maar op een vlotte baan zullen chauffeurs achter jou zich beginnen ergeren.
In autoliteratuur word je aangeraden om zo vlug mogelijk te schakelen. Rij je in een te lage versnelling, dan verbruik je meer dan nodig en vervuil je ook meer. Bij beleggen is die parallel door te trekken. In feite is risicoklasse 3 wat je kan noemen een normaal risico. Je kan aan gewone snelheid op de gewestwegen of je gebruikt de autostrade zonder je auto te forceren. Je gaat op een normale manier op je doel af. Dit kan je ook stellen voor je beleggingsdoel. Je hebt bepaald dat je binnen X jaar een hoger rendement wenst dan bij spaarrekeningen / kasbons /tak 21beleggingen om alvast de inflatie de baas te blijven. Maar je wil niet speculeren. Dan kies je voor deze risicoklasse. Je zou hier bijvoorbeeld een mix van aandelen en obligaties van bijv. 50 % elk kunnen aankopen. En net zoals je op een autostrade toch soms je snelheid naar beneden moet aanpassen (denk aan striemende regen), kan het ook wel zijn dat je niet gedurende de volledige looptijd van je belegging hetzelfde risicoprofiel kunt aanhouden en eens moet terugschakelen naar een lagere klasse.
Soms heb je als mens niet al te veel tijd of ben je niet tevreden met de gezapige snelheid in het rechter baanvak. Je zal dan wat meer gas geven en uitwijken nar het middelste baanvak op de autostrade. Je verbruik en je kans op ongevallen stijgt een beetje, maar je komt wel vlugger waar je moet zijn. De risicoklasse 4 in beleggingsland kan je hiermee vergelijken. Je zit nu (quasi) volledig in aandelenbeleggingen, maar de fondsen die je aankoopt hebben een goede spreiding , zodat je géén nodeloze risico’s neemt.
Sommige mensen vinden dat een autostrade 3 baanvakken heeft en dat het derde baanvak er niet voor niets ligt. Eens zij de oprit voorbij zijn, schuiven zij naar links en geven plankgas. Plankgasbeleggingen zou je de beleggingen in risicoklasse 5 kunnen noemen. De opmerkingen over risicoklasse 4 komen hier in verhevigde mate terug en je loopt wellicht meer kans op pasfoto’s van de flitscamera’s. Ben je een chauffeur met veel rijervaring en beschik je over een stevige wagen, dan zal je je wellicht hier in herkennen. Het kan – maar hoeft niet altijd- met overmoed te maken hebben, maar hier zijn we in beleggingsland al een in een hogere risicozone gekomen. Natuurlijk als je veel ervaring hebt in beleggen of je bent door contacten & interesses erg goed op de hoogte van specifieke bedrijfssectoren/landen en hun vooruitzichten, dan kan je daar zeker je beleggingsvoordeel mee doen.
Aandelenbeleggingen in sectoren of landen, die erg wisselvallig presteren of waar er nog geen bewezen resultaat is (kan wel te verwachten zijn), maar ook obligaties van landen of bedrijven op de rand van de afgrond, kunnen erg aanlokkelijk zijn voor een gokje. Zij krijgen de stempel Risicoklasse 6. Is je inschatting correct, dan doe je een goede zaak. Valt het tegen? Eigen schuld, dikke bult! Je kan ook hier terug de vergelijking met autorijden trekken. Wil je vlug optrekken om alsnog een rood licht te vermijden of om een inhaalmanoeuver te doen, dan gaat je toerenteller zeker in het rood. Je verbruik stijgt zienderogen en je kans op accidenten, flitspalen stijgt evenredig. Met een wagen permanent in het hoogste toerental rijden is aboluut niet aangewezen. Dit is eerder voor testpiloten en formule 1 -rijders. Bij gewone stervelingen, zijn er wel eens onervaren mensen (niet alleen jongeren) die hun testosteron moeilijk onder controle kunnen houden en kicken op snelheid. Zo ook bij beleggingen.