Dreft gaat 2 x langer mee. Het is een uitstekend groen product om iets wat vuil en vies is wit te wassen. Dit is algemeen gekend. Het is een product met een smetteloze reputatie.
Je kan er ook prachtige bellen mee blazen. Zeepbellen, een voor kinderen fascinerend speels op de wind meegedragen niemendalletje. Transparant, tot het uit elkaar spat en er niets van overblijft. Is ook groen beleggen een zeepbel?
Spat groen beleggen straks met een knal uit elkaar?
Is “groen beleggen” niet iets gelijkaardigs? Attractief voor mensen die het kind in zichzelf koesteren, maar uiteindelijk niets meer dan een zeepbel, die straks gewoon uit elkaar spat?
In Nederland verscheen bij “Elsevier Weekblad” op 08/01/2020 alvast een artikel die daarvoor waarschuwde. Sinds een goede 2 jaar is dit de nieuwe naam van wat vroeger gewoon “Elsevier” heette. Volgens Wikipedia gaat het over een Nederlands opinieblad van conservatief-liberale signatuur. De auteur, Marijn Jongsma, vergelijkt de markt voor “groene beleggingen” met de internetzeepbel aan het eind van vorige eeuw. Zijn artikel vindt u hier .
We kunnen de hoek van waaruit een opiniestuk geschreven wordt gebruiken om auteur en inhoud te framen en ze daarmee ‘onschadelijk’ te maken. Maar dit is meestal slechts een gemakkelijkheidsoplossing om de eigen overtuigingen niet in vraag te moeten stellen.
De titel “Kijk uit met “groen beleggen”. Een zeepbel dreigt” lijkt ons redelijk correct.
Niemand vraagt om “klakkeloos groen te beleggen”.
Net zoal autorijden tal van voordelen heeft, blijft wie met de wagen rijdt beter aandachtig het verkeer volgen. Met een wagen kan je een ongeval veroorzaken. Een belegging kan ook verkeerd aflopen.
En net zoals wanneer iedereen met de wagen op hetzelfde ogenblijk dezelfde kant uitrijdt er filevorming zal zijn – dus eerder stilstand dan vooruitgang- , kan er bij overmatig duwen in de richting van duurzaam beleggen een implosie komen.
- In klassieke economische termen lijdt een overbevraging tot een prijsstijging. Dus in eerste instantie ziet het er goed uit voor wie duurzame beleggingen aanbiedt (en voor we ze tijdig koopt).
- Maar door hebzucht bij aanbod- en vraagzijde, kunnen er toch ongelukken van komen. Aanbieders die zichzelf en hun producten als ‘groen’ verkopen, terwijl ze het niet zijn (greenwashing). Of veel belovende duurzame bedrijven, start-ups, … die uiteindelijk de verwachting die ze scheppen niet kunnen waarmaken.
Parallellen met de internetzeepbel eind 20e eeuw.
En dan zijn er inderdaad parallellen met de internethype van 20 jaar geleden. World Online in Nederland, Lernout & Hauspie in België, bijvb. leken beiden gedoodverfde winnaars bij de opstart van het internettijdperk. In diezelfde periode kon een vis met een hoed op bij beleggers grote kapitalen ophalen met ambitieuze bedrijfsplannen voor online-activiteiten. Zelf zonder dat ze al iets in de reële wereld bewezen hadden en zonder kennis of onderzoek of die wereld wel op hun producten aan het wachten was. “Get large or get lost” was een tijdje het devies: grote schulden maken om naambekendheid te creëren was belangrijker dan omzet genereren. De klant zou wel volgen en vertrouwen geven aan wie de markt bezette.
De Nederlandse financiële toezichthouder AFM, vond het in haar Trendzicht 2020 alvast belangrijk genoeg om hier ook op te wijzen. Als 1 van de trends stipt ze de overgang naar een duurzame economie en samenleving aan (p. 18-21).
De risico’s die met duurzaam beleggen gepaard gaan, waaronder
greenwashing en misbruik, vragen aandacht van het toezicht. Er zijn zorgen over een ‘groene bubbel’, omdat de vraag naar duurzame projecten het aanbod overtreft. Ondernemingen kunnen dan in de verleiding komen om te greenwashen; projecten als duurzaam presenteren terwijl dat niet het geval is.
Auteur lijkt onbekend met de pas uitgevaardigde taxonomie.
Nu is het wel zo dat regelgevers aan greenwashing aandacht besteden. Zo wordt er binnen Europa een taxonomie uitgewerkt, die moet aangeven wat nu wel een “groene belegging” is en wat niet. Het raamwerk is daarvoor gecreëerd. De “naming & shaming” komen er pas binnen enkele maanden. De auteur van het artikel lijkt niet bekend met deze recente situatie. Hij schrijft dat ‘groene bedrijfsinformatie’ nog in de kinderschoenen staat. Dat er geen duidelijke standaard is en dat bedrijven niet verplicht zijn om te rapporteren. Dat klopt dus vandaag wel nog, maar niet voor lang meer.
Binnen het kader van de Europese Green Deal zullen institutionele beleggers (als pensioensfondsen), maar ook particuliere beleggers gepushd worden om hun bijdrage te leveren aan o.m. de bestrijding van de klimaatverandering. Daarvoor moet veel geld gemobiliseerd worden. Geld dat nu vaak nog aan vervuilende industrieen toekomt. Er zal dus een transitie op gang moeten komen, waarbij ook vermogensbeheerders hun knop zullen moeten omdraaien en verbeterde investeringsmodellen moeten uitwerken. De kans dat daar af en toe eens een mismatch tussen zit is zeker reëel. Denk maar even zelf: Welke Europese Automaker zal de elektrificatie van het wagenpark winnen? , Moet er nog in gascentrales belegd worden?, … In 2040 zal het duidelijker zijn dan vandaag.
De nieuwe vinkenzetting
Het artikel in Elsevier staat ook stil bij bevindingen van John Goldstein, verantwoordelijke voor duurzaam beleggen bij Goldman Sachs. Goldman Sachs is niet echt onbesproken. De bank wordt wel eens beschreven als de spin in het web of als 1 van de heersers van de wereld. Volgens Goldstein lokt er een trend die gevaarlijker is dan greenwashing. Met name de opkomst van de afvinkcultuur.
Volgens Goldstein is er een heuse industrie ontstaan van dataleveranciers, die jaarverslagen uitpluizen op zoek naar groen, het hebben van een CO2-doelstelling, van een beleid rond recyclage van grondstoffen, …
Elke ja op de vragenlijst levert een vinkje op. Op het einde van de vragenlijst krijg je dan een score. Wie hoog scoort, wordt als groen bestempeld. Wie laag scoort niet. Meestal zijn dergelijke systemen niet erg objectief. Alleen al maar omdat ze nadelig zijn voor kleine bedrijven en/of start-ups. Daar geldt geen verplichting tot uitgebreide jaarverslaggeving en meestal is er ook niet genoeg personeel om daar prioriteit aan te geven. Het werk van dataleveranciers meet dan ook alleen maar wie een bepaald soort huiswerk gemaakt heeft. En niet wie nu daadwerkelijk een grote milieubijdrage levert.
Uit de eigen praktijkervaring moet ik toegeven dat dit inderdaad wel (gedeeltelijk) klopt:
- Jonge aandelenfondsen, die dan meestal ook nog niet echt veel kapitaal vertegenwoordigen, zijn geen prioriteit in de werking van ratingagentschappen. Het duurt soms meerdere jaren vooraleer deze een scoring krijgen. Al die tijd zijn ze hierdoor bijv. ook achtergesteld in onze eigen objectiveringscore.
- Bij obligatiefondsen en gemengde fondsen blijft soms een scoring uit omdat er te weinig gegevens beschikbaar zijn. Onbeschikbaarheid kan eventueel wijzen op gebrek aan transparantie, maar zegt niets over al dan niet duurzaamheid van een fonds.
Eigen mening eerst en verschillen in de meetlat.
Verder wijst het artikel op een recent onderzoek van de Amerikaanse universiteit MIT dat de titel draagt “Aggregate Confusion The Divergence of ESG Ratings“. Men vergeleek er de beoordelingen van 5 ratinginstituten, actief rond duurzaamheidsmetingen: Sustainalytics, RobecoSAM, Asset4, MSCI/KLD, Vigeo-Eris.
Hieruit blijkt dat de wijze van meten al meer dan 50 % van het verschil in waardering van een bedrijf tussen de 5 raters verklaart. Verder wordt een gedeelte van het verschil verklaard door de selectie van verschillende sets categorieën (vb. beknopt of uitgebreid). Tot slot is er een verschil in het gewicht dat aan de categorieën toegekend wordt.
Ook werd er een beoordelaarseffect gevonden: de beoordeling door de ratingsbureaus in de individuele categorieën wordt beïnvloed door hun kijk op het geanalyseerde bedrijf. Heb ik als rater een positief beeld van het bedrijf dan zal ik bij twijfel of onduidelijkheid in de cijfers rond 1 categorie gunstig oordelen. Heb ik een eerder negatief beeld, dan rond ik bij twijfel af naar beneden.
Deze studie wordt in het artikel gebruikt om de exactheid van ranglijstjes te ondergraven. Ook die verschillen bewijzen dat het niet eenvoudig is om ‘groene’ bedrijfsinformatie efficiënt en eenduidig te verwerken. En dat laat op zijn beurt weer ruimte voor PR-mechanismes (in extremisch tot greenwashing).
In de eigen praktijk steunen we ons vooral op de gegevens die we uit Morningstar halen. En gezien Sustainalytics voor 40 % eigendom is van Morningstar geven we de facto veel gewicht aan hun opvattingen. Uiteraard neemt dit niet weg dat we openstaan voor andere invalshoeken, maar onze relatief kleine werking, houdt er geen studiedienst op na, die de visies van alle raters opvolgt en ze dan nog eens tegen elkaar afweegt om tot een genuanceerd oordeel te komen.
Een verwittigd man (m/v/x) beweegt behoedzaam, maar zonder paniek.
De financiële resultaten van ecologiefondsen waren in 2019 erg goed. Het is dus niet onlogisch dat wie kritisch ingesteld is even waarschuwt.
Er is inderdaad veel geld dat naar “groen beleggen” kijkt en er ontbreken data ter interpretatie. Als deze data er al zijn, zijn ze niet altijd makkelijk vindbaar voor een leek.
En een faze van overdrijving blijkt achteraf nooit interessant te zijn. De huidige hoge waardes van allerlei aandelenbeurzen en de redelijk explosieve aangroei van duurzame beleggingen mogen tot voorzichtigheid aanmanen.
Maar overwegende dat klimaatopwarming en aandacht voor duurzaamheid ook in de komende jaren aan de orde blijven, lijkt het overdreven om u al van een zeepbel te spreken (auteur in kwestie doet dit ook niet, hij houdt het bij een dreigende zeepbel).
Wat niet wil zeggen dat alle bedrijven die inzetten op duurzaamheid en bestrijding van klimaatverandering winnaars zullen zijn. De winnaars kennen we helaas meestal pas achteraf.
- Zo hadden we ten tijde van de internetzeepbel, wellicht ons geld ingezet op AltaVista en niet op Google.
- En laten we ook niet vergeten dat bijvb. de wind- en zonnenergiesector in de jaren na 2008 plots sterk in waarde daalde, gezien investeringen van de overheden in de redding van de banken hun gulle subsidiëring van deze nieuwe technologieen terugschroefde net op een moment dat de Chinezen zwaar inzetten op deze markt. De instorting van tal van bedrijven actief in de sector moet duidelijk maken dat er ook bij “groen beleggen” ruimte is voor onaangename beurschokken.