geef uw geld meer waarde

BELEGGEN? JA, maar niet ten koste van DE PLANEET EN DE SAMENLEVING! VIa DEZE one-stop-shop kan je in meer dan 100 ethische beleggingsverzekeringen investeren. Beschikbaar vanaf € 104 (periodiek beleggen) of € 2.600 (eenmalig BELEGGEN).
Wat past het best bij jouw principes en risiCoprofiel? we zoeken het samen uit: ☎ 0495/22 49 77 – ⌨ info@ethischbeleggen.com

De anti-sympathieke heffing. Lees: “de anticipatieve heffing uitgelegd”.


Fiscaliteit van sparen en beleggen? Het is een verwarrend kluwen omdat er weinig continuïteit is. De regels veranderen op geregelde tijden. En vaak ook terwijl het spel bezig is. In sport zou dit niet gepikt worden.  In het domein van de belastingen ondergaan we het. Wie even niet oplette, begrijpt niet wat er gebeurde. Wie wel oplette, kan al even zo vaak toch niet volgen. De gemiddelde mens kent nu eenmaal meer van sport dan van financiën en belasting. Nochtans is stabiliteit een basisvoorwaarde om een goed beleid op te baseren. De overheid is  daar echter niet consequent. Zo heeft ze nu net 5 jaar houders van een lange termijn spaarverzekering of intekenaars op pensioensparen -onderschreven voor 2015- onderworpen aan een anticipatieve heffing. In feite was het al versie 2 van die weinig verheffende praktijk.

Lange termijn sparen en pensioensparen is een domein van geven en nemen.

Evenwicht tussen voordeel en taxatie

De overheid stimuleert haar burgers om zelf een pensioenspaarpotje op te bouwen. Die stimulans bestaat er in dat je de bedragen die je in die systemen investeert jaar na jaar van je belastingen kan aftrekken. Maar voor wat hoort wat. Op het einde van de rit (op het moment van opname van het bijeen gespaarde geld) was van meet af aan duidelijk dat je een belasting diende te betalen op je eindkapitaal.

Mensen die allergisch zijn aan belastingen spreken vaak van de “roverheid”. Zo ver gaan wij niet. Met belastinggeld gebeuren ook nuttige dingen. En het verschil tussen fiscaal voordeel én eindbelasting was -uitgezonderd voor pensioenspaarfondsen die weinig rendement zouden genereren- voordelig voor de burger. Althans voor zij die kunnen vooruitkijken en niet tegen de armoedegrens schurken of er onder vallen. Voor deze laatsten is de 3e pensioenpijler een lege -wegens onbereikbaarheid- doos.

Aanvankelijk was die eindbelasting bepaald op 16,5 % van het kapitaal bij lange termijnsparen & pensioenspaarverzekeringen. De winstdeelname bleef buiten schot. Voor pensioenspaarcontracten was dit 16,5 % op het aan 6,75 % opgerente (voor 1993) of aan 4,75 % opgerente (vanaf 1993) investeringsbedrag.

De uitvinding van de anticipatieve heffing 1.0.

de overheid belast de burger- anticipatieve heffing
Omdat de rekening niet klopt moeten we vervroegd aankloppen

In tijden van grote geldnood en/of om de touwtjes van een begroting aan elkaar te kunnen knopen maakt men vaak bokkensprongen.  Zo werd onder impuls van J.L. Dehaene in 1993 besloten om de eindbelasting van dergelijke contracten niet langer op einddatum (voor mannen toen 65 jaar) te heffen. Neen, voortaan zou de belasting voorafgaandelijk geheven worden in het jaar van je 60e verjaardag. De totale belasting daalde vanop dit ogenblik voor toekomstige stortingen naar 10 % en de jaren na je 60e mocht je verder sparen mét belastingvoordeel en zonder dat er nog belasting geheven werd.

Vervroegen van belastinginning laat misschien een beetje te veel in de kaarten van de beleidsmakers kijken. Daarom werd het “anticiperen” genoemd. De inningsoperatie noemen we een “anticipatieve heffing”. Op zich werd het systeem er voor de burger niet slechter op. Ook voor de overheid zat er winst in. In 1 klap kon men een belasting innen van wie 60, 61, 62, 63 en 64 jaar werd. In de jaren die volgden moesten verzekeraars en banken telkens 2 berekeningen maken. Een belasting van 16,5 % op de sommen die voor 1993 werden gespaard en 10 % op de sommen die sindsdien werden ingebracht.

Een update van de anticipatieve heffing. Versie 1.5 in 2012.

Maar waarom moeilijk doen als het ook gemakkelijk kan? Zeker als de budgettaire nood hoog blijft. Daarom zette men in 2012 een nieuwe anticipatieve heffing op de rails. Bij iedere burger die voor 1993 in het systeem van lange termijn sparen of pensioensparen gestapt was, hield de fiscus op de voor 1993 bijeen gespaarde sommen in 1 keer 6,5% in. Terug was er een one-shot begrotingswonder geboren. Een zak geld voor de overheid en voortaan een eindafrekening met niet 2, maar slechts 1 tarief (10 % belasting).

Anticipatieve heffing 2.0. in 2015.

Ziet u het nu nog zitten? Kunt u er nou nog bij? Kunt u het nou nog volgen? Dan kunt u meer dan wij.

Daar bleef het echter niet bij. In 2015 wou de fiscus opnieuw voorschotten op de eindbelasting innen. Dus werd er weer aan de reglementering gesleuteld. Nu besloot men om gedurende 5 jaar op elk lopend contract telkens een voorschot op de eindbelasting te nemen. Er werd gekeken hoeveel geld er in de pot stak op 31/12/2014. En gedurende de maand september van 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019 dienden de verzekeraars en de banken hier telkens 1 % aan de overheid door te storten. Dit als voorafname op de eindbelasting. Ter camouflage van deze te vroeg geïnde belasting kreeg de burger opnieuw een lagere eindbelasting. Deze zou voortaan niet langer 10 %, maar slechts 8 % bedragen. Het is echter niet correct om te stellen dat de slotbelasting op je 60 e voortaan 3 % bedraagt.  Een eenvoudig rekensommetje leert dit.

Stel: je had op 31/12/2014 een kapitaal van € 10.000 bijeen gespaard. Je bent pas in 2025 60 jaar en dan heb je € 20.000 op je lange termijn sparen/pensioensparen staan. In dit geval betaalde je tot heden gedurende 5 jaar telkens € 100 aan anticipatieve heffing. In 2025 moet je 8 % betalen op € 20.000, maar daarvan mag je de anticipatieve heffing van 2015 tot en met 2019 aftrekken. 8 % van € 20.000 = € 1.600. Netto te betalen blijft € 1.600 – € 500 = € 1.100. Of nog een eindbelasting van 5,5 %.

Wat is het volgende?

We noemden in onze titel de anticipatieve heffing anti-sympathiek. Reden hiervoor is vooral dat het veranderen van de regels terwijl het spel gespeeld wordt nefast is voor het systeem.

Beheerders (verzekeraars en banken) worden nodeloos op kosten gejaagd. Zo moeten zij

  • hun computersystemen aanpassen.
  • frequenter doorstortingen aan de fiscus doen dan aanvankelijk voorzien
  • geregeld extra communiceren aan hun klanten. Dit met een redelijk moeilijke boodschap.

Voor klanten – burgers die toegetreden zijn tot de systemen van lange termijn sparen en pensioensparen – is de transparantie ervan ondermijnt. Dit creëert uiteindelijk wantrouwen en tast de geloofwaardigheid van dergelijke systemen aan.

In een periode waarin de vergrijzingskosten acuter dan ooit aan de oppervlakte komen, mogen we hopen dat een nieuwe federale regering niet opnieuw haar toevlucht zoekt tot een versie 3.0 van de anticipatieve heffing. Zeker de rijksbegroting is niet in evenwicht en er zullen gaten moeten dichtgereden worden. Maar de 3e pensioenpijler, die al zoveel last heeft van blijvend lage intresten, lijkt ons niet het domein om opnieuw met bijkomende complexiteit op te zadelen. Integendeel. Versterken en versimpelen ervan lijkt meer aan de orde.

opgepast boobytrap

Als we ons echter spiegelen aan het recente verleden, moeten we toch het ergste vrezen. Zo werd in 2018 het duaal pensioensparen  ingevoerd. Dit ging gepaard met opnieuw meer administratie in beheer (te hernieuwen jaarlijks keuze voor wie voor het verhoogd systeem opteert). En de wijziging zette en passant ook gewoon een belastingval open. Wie ook maar 1 € meer betaalt dan het oude maximumbedrag valt van een belastingvoordeel van 30 % op één van 25 % terug. Tel uit je winst!


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *